Uw pensioen in de branding. Laat het niet op de klippen lopen.

Als u werknemer of zelfstandige bent en u geen bijkomende voorzieningen hebt getroffen, leidt uw pensionering hoogstwaarschijnlijk tot een forse daling van uw levensstandaard. In de meeste gevallen zal uw wettelijk pensioen (beduidend) lager zijn dan het Belgisch minimumloon van een 21-jarige, actueel zo’n 1.500 euro per maand. Het komt er dus op aan tijdig de gepaste maatregelen te nemen. Alleen op die manier zult u later van een financieel zorgeloze oude dag kunnen genieten.

Tekst: Mark Scholliers, Financial Research and Development nv - Eindredactie: Mentor Instituut voor Vermogensanalyse
Grafische vormgeving: www.tricoteuse.be

Het Belgisch wettelijk pensioenstelsel ontstond meer dan vijftig jaar geleden als onderdeel van de sociale zekerheid. In die tijd groeide de economie sterk, de tewerkstelling schoot omhoog en de algemene welvaartstoename deed de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog snel vergeten. In dit optimistische kader vormde zich de consensus om iedere werknemer die met pensioen ging - zelfs al had hij of zij hiertoe nauwelijks bijgedragen - een wettelijk pensioen toe te kennen. In de daarop volgende decennia werden de voordelen uitgebreid en konden tenslotte ook zelfstandigen van een wettelijk pensioen genieten (de eerste pijler). Vandaag is België daarom drie wettelijke pensioenstelsels rijk: dat van de statutaire ambtenaren, dat van de werknemers en dat van de zelfstandigen. De verschillen tussen deze drie stelsels zijn aanzienlijk: het gemiddelde pensioen van een statutaire ambtenaar is ongeveer dubbel zo hoog als dat van een werknemer en vierdubbel zo hoog als dat van een zelfstandige.

Kenschetsend voor deze drie pensioenstelsels is dat ze worden gefinancierd op basis van repartitie, wat betekent dat de huidige, verplichte RSZ afhoudingen (aangevuld met overheidstoelagen) worden gebruikt voor de betaling van de lopende pensioenverplichtingen. Zolang de economie groeit en de tewerkstelling stijgt, is zo´n repartitiestelsel houdbaar: de voortdurend grotere BBP taart laat dan zelfs toe bestaande pensioenuitkeringen niet alleen aan de stijging van de kleinhandelsprijzen aan te passen, maar zelfs extra te verhogen. Van zodra de economische groei afvlakt en de werkloosheid oploopt, staat een repartitiestelsel niettemin onder druk.

Bovendien ondergraven nog twee andere ontwikkelingen de financiering van het wettelijk pensioenstelsel. Op de eerste plaats is er de demografische realiteit. Tussen 1955 en 1965 werden in België heel wat meer kinderen geboren dan in de periode ervoor of erna. Een voorbeeld: in 2012 waren er 126.993 geboorten, terwijl dit aantal in 1964 nog op 160.371 lag (bron: FOD Economie). Deze ‘babyboomers’ vervoegen in de komende jaren massaal de rangen van de gepensioneerden. Anders gesteld, het aantal rechthebbenden op een wettelijk pensioen stijgt aanzienlijk.

Er zijn evenwel niet alleen meer gepensioneerden, we leven met z´n allen ook veel langer: iemand die vandaag 65 wordt, leeft gemiddeld 2,5 jaar langer dan iemand die in 1994 65 jaar werd. In ons repartitiestelsel bakken dus steeds minder actieven een nog nauwelijks toenemende economische taart, maar dienen ze wel de pensioenen te betalen van steeds meer gepensioneerden met een almaar groeiende levensverwachting.

De problematiek van de fragiliteit van het repartitiestelsel is bekend. Recent publiceerde de Commissie Pensioenhervorming (’Pensioencommissie’) onder voorzitterschap van oud-minister van pensioenen Frank Vandenbroucke (sp.a) haar voorstellen tot bijsturing van het huidige stelsel. Maar tot verrassing van velen is het onderscheid tussen de drie stelsels behouden. Bovendien is er sprake van het progressief belasten van de aanvullende pensioenen (de tweede pijler) en zou pensioensparen (de derde pijler) fiscaal minder aantrekkelijk worden gemaakt.

Hoewel dit slechts voorstellen zijn, is de kans reëel dat de volgende federale regering er een aantal van zal overnemen. Immers op korte termijn bestaan er geen alternatieven voor het repartitiestelsel. Wat het wettelijke pensioen betreft, ondergaat u als toekomstig gepensioneerde deze verwachte ontwikkelingen. Eén zekerheid hebt u: het wettelijk pensioen zal er niet op vooruitgaan, wel integendeel. Daarom is de vraag wat u kunt doen om ervoor te zorgen dat u bij pensionering niet in een financiële put valt.

Het aanvullend pensioen (de tweede pijler)

Ongeveer 2 op 3 werknemers beschikken over een aanvullende pensioenvoorziening, waarvan het grootste deel betaald wordt door de werkgever. U geniet hiervan, maar zelf hebt u weinig tot geen inspraak als het erop aankomt keuzes te maken over de financieringswijze (verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds), of over de manier waarop de bijdragen worden belegd (de verhouding tussen obligaties, aandelen en andere activa). Het interessante aan dit aanvullend pensioen is de garantie van een minimum rendement (3,25% op werkgeversbijdragen, 3,75% op werknemersbijdragen). Het toekennen van een aanvullend pensioen wordt door de overheid gestimuleerd, onder meer door de fiscale aftrekbaarheid van de betaalde bijdragen. Maar tegelijkertijd is deze fiscale aftrekbaarheid de achilleshiel van deze tweede pijler: wanneer de overheid in geldnood zit (zoals in België altijd het geval is…), is de verleiding groot om een extra belastingheffing in te voeren. In dit kader denkt de Pensioencommissie aan het progressief belasten van kapitalen en uitkeringen binnen het aanvullend pensioen, net alsof het gewone beroepsinkomsten zouden zijn.

Bovendien vindt de Pensioencommissie de uitkering van het aanvullend pensioen in één keer onder de vorm van kapitaal niet aangewezen, ze pleit voor het uitkeren van een pensioenrente. Het spreekt vanzelf dat dit een veel ongunstiger regeling is voor de pensioengerechtigde: komt hij of zij kort na pensionering te overlijden, dan is het bijeen gespaarde kapitaal voor de erfgenamen plots verdwenen (zo er overdraagbaarheid van het pensioencontract is bedongen in het voordeel van de overlevende echtgenoot of partner, is dit gevaar minder acuut). Niettemin, het aanvullend pensioen van de tweede pijler blijft een goede zaak omdat het de kloof vermindert tussen het wettelijk pensioen van de statutaire ambtenaar en dat van de werknemer, respectievelijk de zelfstandige.

Pensioensparen (de derde pijler)

Bij het pensioensparen zit u zelf aan het stuur: u beslist of u een pensioenspaarverzekering afsluit, dan wel kiest voor een pensioenspaarfonds. Opteert u voor het eerste alternatief, dan kent u bij voorbaat het gegarandeerde rendement en geniet u mogelijk van een winstdeelname (tak 21 levensverzekeringsovereenkomst). Opteert u voor het tweede, dan kunt u via door de financiële instellingen aangeboden pensioenfondsen meer of minder in aandelen of obligaties beleggen, maar zonder enige rendementswaarborg. Pensioensparen is vooral interessant omdat de betaalde bijdragen in 2014 tot maximaal 950 euro aanleiding geven tot een belastingvermindering van 30%. Begint u bij de aanvang van uw beroepsloopbaan aan pensioensparen te doen tegen het fiscaal maximaal aanvaarde bedrag, dan beschikt u bij pensionering over een aanzienlijke som. Net zoals bij de ‘tweede pijler’ is ook pensioensparen actueel nog steeds een aanrader. Mocht de fiscale aftrekbaarheid in het gedrang komen, verandert dit substantieel: de aantrekkelijkheid van de pensioenspaarverzekeringen en dito fondsen smelt dan als sneeuw voor de zon.

De vrije pensioenopbouw (de vierde pijler)

Terwijl de eerste en tweede pijler pensioenregelingen omvatten waarvan u geniet zonder dat u zelf veel hoeft tussen te komen, hangt de deelname aan de derde pijler uitsluitend van uw eigen initiatief af. De vermelde drie pijlers hebben met elkaar gemeen dat ze door de overheid worden georganiseerd, respectievelijk gestuurd, onder meer door het toekennen van fiscale incentives. In de mate dat de overheid in constante geldnood verkeert en ze geconfronteerd wordt met de gevolgen van zwakke economische groei en een verouderende bevolking, ligt het voor de hand dat ze minder gul zal worden met betrekking tot de uitkering van de wettelijke pensioenen en de fiscale voordelen van de tweede en derde pijlers. Daarom is het noodzakelijk meer aandacht te besteden aan de vierde pijler: de vrije, niet fiscaal aangemoedigde pensioenopbouw die los staat van uw eventuele andere spaar- en beleggingsinspanningen.

De vrije pensioenopbouw gebeurt in samenhang met wat u uit de eerste drie pijlers als pensioen kunt verwachten en berekent het verschil dat u nog moet financieren om over het door u gewenste pensioeninkomen te kunnen beschikken en uiteraard de daaraan gekoppelde levensstandaard. De bedoeling is dat u jaarlijks een bedrag opzij zet dat op pensioenleeftijd tot het geviseerde extra kapitaal leidt. Een sleutelelement bij deze oefening is het rendement waartegen u uw jaarlijkse stortingen oprent: hoe hoger dit verwachte rendement, hoe minder u opzij hoeft te zetten.

Vanuit historisch perspectief realiseren aandelenbeleggingen op lange termijn de hoogste rendementen, gevolgd door obligaties, terwijl geldmarktbeleggingen achterop hinken. Hebt u nog vele jaren voor de boeg voor u met pensioen gaat, dan belegt u dus best in aandelen (bij voorkeur via beleggingsfondsen), zelfs al schommelen die soms hevig en zult u op een termijn van 30 tot 40 jaar ongetwijfeld beursjaren kennen met zwaar negatieve cijfers. Dit is het bibbergeld dat u betaalt om per saldo over een veel hoger kapitaal te kunnen beschikken. Bovendien bestaan er krachtige manieren om met negatieve beursontwikkelingen om te gaan, waaronder het toepassen van een dynamische stop loss / herinstapmethodologie. In het boek ‘Uw pensioen onder vuur? Vecht terug!’ (Uitgeverij Pelckmans, 2014) dat ik samen met prof. em. Jef Vuchelen heb geschreven, gaan we hier uitgebreid op in.

Nog enkele tips

Vervroegd met pensioen gaan, kost geld: een volledige beroepsloopbaan telt 45 jaar (uitzonderingen niet te na gesproken). Gaat u op pensioen met minder beroepsjaren op de teller, dan krijgt u een lager pensioen omdat in de berekening de laatst gepresteerde beroepsjaren het zwaarst doorwegen. Ook tappen uit het vaatje van uw fiscaal aangelegde pensioenreserves (tweede en derde pijlers) komt u duur te staan. Indien u dit doet voor uw 60ste, loopt de belastingfactuur op tot 33%. In bepaalde gevallen is zelfs de progressieve heffing van toepassing. Anderzijds, werkt u langer dan tot uw 65ste, dan geniet u van een pensioenbonus, een extraatje bovenop uw wettelijk pensioen.

Tot slot

Het voorgaande geeft aan dat er in de diverse pensioenregelingen ingrijpende veranderingen op til zijn. Het ligt voor de hand dat de overheid minder genereus zal worden en dat fiscale stimuli zullen verdwijnen of worden afgebouwd. Noodgedwongen zal de zelfredzaamheid toenemen. We kunnen dit betreuren, maar belangrijke lange termijntrends op demografisch en economisch vlak laten niet anders toe. Gelet op de complexiteit van de materie, bv. inzake het berekenen van het doelpensioen, is gespecialiseerd pensioenadvies geen emotionele luxe, maar rationele noodzaak. Gemoedsrust en vooruitziendheid gaan hand in hand.

Ga er niet van uit dat alles wel vanzelf in orde komt. Een volwaardig pensioen vereist een doordachte strategie. Laat u bijstaan door specialisten. U zult er ongetwijfeld baat bij hebben.
Contacteer ons op 02/253 87 01, Sofie Hemeleers staat u graag te woord voor nadere informatie.
E-mail sofie.hemeleers@mentorinstituut.be

Mentor is in november 2009 opgericht in Melsbroek door vennoten actief in financiële dienstverlening en verzekeringsbemiddeling, in het bijzonder pensioenvoorzieningen, zorgverzekeringen en levensverzekeringen in combinatie met technieken van vermogensstructurering en successieplanning. Mentor vennoten zijn, met één uitzondering, als verzekeringsmakelaar ingeschreven bij de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Ze houden respectievelijk kantoor in Aalst (FinCent), Brasschaat (Metris), Melsbroek (Median) en Merchtem (CFPC). Aangezien het hier om gereglementeerde ondernemingen gaat, stellen ze van rechtswege geen diensten voor van onafhankelijke financiële planning, maar sluiten ze in hun advisering aan bij hun beroepscompetenties en de overeenstemmende gedragsregels (algemene zorgplicht).

Mentor vertrekt van een verhelderende inventarisatie van uw bestaande financiële situatie, uw behoeften, uw verwachtingen en uw toekomstperspectief. Met bijzondere aandacht voor risicoprofielonderzoek. Met duidelijke rapportering en concrete adviezen. Met inzicht in de redactie van juridische documenten. De modaliteiten van de adviesverlening zijn contractueel vastgelegd. De focus ligt op de domeinen van het burgerlijk recht, het fiscaal vermogensrecht, het successierecht, de drie extralegale pensioenpijlers, de levensverzekeringen en de risicotolerantie in samenhang met de beleggingshorizon.

Mentor opereert als een logistiek samenwerkingsverband tussen de vennoten, verzekeringstussenpersonen. Het centraliseert de diensten van patrimoniumstructurering en marketingcommunicatie. Vraag een gratis kennismakingsgesprek met onze adviseurs vermogensanalyse op het nummer 02/253 87 01 of surf naar www.mentorinstituut.be.

Mentor NV Instituut voor Vermogensanalyse - Steenwagenstraat 48 - 1820 Melsbroek - KBO 0820.334.443 - RPR Brussel

Dit document dient alleen ter informatie en is met de meeste zorg samengesteld. Er zal niettemin geen aansprakelijkheid worden aanvaard voor schade geleden door de lezer als gevolg van het gebruik van of het zich baseren op deze publicatie bij het nemen van beslissingen van financiële, juridische of fiscale aard. De in dit document vervatte informatie is niet bedoeld als een commercieel aanbod of een advies van welke aard ook.

DEEL DIT ARTIKEL